Mevrouw Korenbloem zit met gesloten ogen in haar rolstoel. Ze oogt zo kwetsbaar met haar doorschijnende huid en ingevallen wangen. Stil zit miMakker Sophie naast haar. Een tijdlang houdt ze haar hand op ongeveer vijf centimeter boven de handen van mevrouw en luistert ze naar de diepe, regelmatige ademhaling naast haar. Ondanks dat Sophie haar niet aanraakt, komen de handen van mevrouw heel even in beweging.
Haar ademhaling blijft diep, haar gezicht ontspannen en de ogen gesloten. Zelfs een zachte aanraking aan haar bovenarm brengt hier geen verandering in. Sophie blijft in alle rust naast haar zitten.
Na een poosje besluit ze te gaan. Ze kijkt nog even naar dat stille, ingevallen gezicht met de gesloten ogen. Het ontroert haar. En spontaan drukt ze een zoen op de wang van mevrouw, als afscheid.
Vergeten wens
Plots is mevrouw klaarwakker. “Oh, wat was dat? Ik schrik een beetje”, ze draait zich om naar Sophie, kijkt haar aan en zegt dan met een brede glimlach: “Nee hoor, niet echt”.
Mevrouw begint vervolgens te babbelen en de volgende 15 minuten zijn zij en Sophie verwikkelt in een prachtige conversatie. Van haar kwetsbaarheid is nauwelijks meer iets te zien. Mevrouw straalt, net als Sophie. Allebei genieten ze van dit onverwachte, plezierige contact.
Als ik mij omkleed komen herinneringen van jaren terug naar boven. Mevrouw Korenbloem had in het verleden regelmatig gesprekken met haar arts over een zelfgekozen dood. Het was in de tijd dat euthanasie bij mensen met dementie nog zo goed als onbespreekbaar was. Inmiddels heb ik al een paar keer meegemaakt dat mensen met dementie kozen voor euthanasie. Mevrouw Korenbloem is haar wens inmiddels vergeten. Maar wat als de gedachtes over euthanasie tijdens haar vraag de huidige was geweest? Het laat me achter met een dubbel gevoel.
Gerja Visscher