Langzaam schuifelt mevrouw de Bont op kousenvoeten door de gang van het verpleeghuis. Haar koude hand grijpt die van miMakker Bakkie stevig vast als ze elkaar hier tegenkomen. Vastberaden loopt ze met Bakkie aan haar zijde naar haar slaapkamer. Daar aangekomen laat mevrouw de Bont de hand van Bakkie los en slaat de dekens van haar bed open. Ze duikt onder haar dekens en trekt het laken op tot aan haar kin. Haar hoofd laat ze in de capuchon van haar trui verdwijnen. Bakkie laat zich op de kruk naast het bed zakken. Met grote ogen kijkt mevrouw Bont naar haar. Het is stil in de kamer, heel stil.

Bakkie zet voorzichtig een liedje in.
Mevrouw de Bont vraagt: “Wat doe je?”
Bakkie antwoord: “Ik zing een liedje.”
Mevrouw de Bont zegt “Doe dat maar niet.”

En weer is het stil, heel stil. En boven de dekens kijken een paar grote ogen nog steeds naar Bakkie.

Na een poosje doet Bakkie nog een poging. Ze neuriet een wijsje en even later fluit ze er ook nog eentje. Maar bij alle pogingen om de stilte te doorbreken, wordt er door mevrouw de Bont direct gereageerd met een: “Doe dat maar niet.”

Bakkie is er nu wel even stil van. Driemaal is scheepsrecht. Op de kruk ‘er zijn voor de ander’ was overduidelijk al genoeg geweest voor mevouw. Als mevrouw de Bont weer overeind komt in haar bed, raakt ze met haar uitgestrekte arm de gehaakte muts van Bakkie aan. “Dat ding op je hoofd slaat ook nergens op.”

Ook als ervaren miMakker kan je de plank wel eens behoorlijk mis slaan. Soms doe je gewoon nog te veel en ben je door er te zijn al genoeg. Dank u wel mevrouw de Bont voor uw wijze les.

Myra Steens

Share This